‘Wat mij tegenstaat is het zwart-wit-denken hier in termen van de Koude Oorlog. China wordt voorgesteld als een totalitaire staat en verder niet. Met alle respect voor organisaties als Amnesty en de Internationale PEN, China is veel meer dan alleen maar schending van de mensenrechten. Jullie gaan voorbij aan de complexiteit van de Volksrepubliek. Dit is een volstrekt beperkte voorstelling van zaken.’
Aan het woord is Maghiel van Crevel, sinoloog (Universiteit van Leiden). Hij attaqueert de vooringenomen vraagstelling van schrijfster Manon Uphoff, moderator tijdens een door Amnesty en de PEN-club georganiseerd debat, onderdeel van het Amsterdamse boekenevenement Manuscripta, afgelopen weekend. Aanleiding is het bezoek van Nederlandse schrijvers aan de boekenbeurs in Beijing.
Amnesty had hen gevraagd een button te dragen met daarop een afbeelding van een lege stoel, symbool voor de afwezigheid van de Chinese literator Liu Xiaobo bij de uitreiking van zijn Nobelprijs voor literatuur eind vorig jaar. Hij zit sinds 2009 elf jaar vast voor opruiing tegen de staat na het verspreiden via internet van een democratisch manifest voor China, genaamd Charta 08.
Nog voordat Van Crevel zijn wrevel over de ‘bevooroordeelde visie’ van Uphoff mag uiten, breekt Tienchi Martin (voorzitter van de PEN-China, 280 schrijvers vertegenwoordigend) een lans voor de Chinese literati die in moeilijkheden komen. Zij zamelt vanuit Nederland geld in voor de familieleden en is blij met internet, dat eens door Liu een geschenk uit de hemel is genoemd. ‘Voor verspreiding van het geschreven woord is het onontbeerlijk. Vooral voor hen die niet in druk kunnen publiceren. Censors hebben niet overal vat op. Ze kunnen lang niet alles tegenhouden. Er bestaat niet zoiets als totale censuur.’
Het is onze plicht om de moed van schrijvers te steunen, meent zij, vooral als zij afkomstig zijn uit Tibet, Xinjiang en Binnen-Mongolië. Van Crevel is het niet met haar oneens maar haar eenzijdige gerichtheid op censuur te verafschuwt hij. ‘De schrijfster Su Tong heeft zojuist uitgelegd (in gesprek met Margot Dijkgraaf, W.O.), dat het best wel mogelijk is je werk in China uit te geven’, zegt hij. Van een allesomvattend isolement is dus geen sprake. Juist die voorstelling van China als een homogene entiteit stuit hem tegen de borst. Eenmaal in bezit van de microfoon gispt hij ook medepanellid Jan van der Putten (auteur van Verbijsterend China). Van der Putten zou zich in zijn boek, dat inmiddels de derde druk beleeft, schuldig maken aan wij/zij denken. Van Crevel: ‘Zij, wie bedoel je met zij? Kun je in 2011 nog schrijven over wij en zij?’ Van der Putten zou niet ‘het hele plaatje’ schilderen en westerse denkbeelden en waarden projecteren op China.
Enigszins verbouwereerd werpt Van der Putten tegen dat hij zijn lezers wil laten kennis maken met China’s eeuwenlange cultuur. ‘De afgelopen vijf eeuwen hebben wij steeds hetzelfde gedacht over China.’ Ook Van Crevel noemt dit ‘een historische vergissing’, want, zegt hij, het is een misconceptie om China te plaatsen in de westerse traditie.
‘Ik durf te beweren dat Chinese literatuur meer sociaal bewogen is dan hier in het Westen’, aldus Van Crevel, die terloops de Chinese censuur relativeert. ‘Extreem provocerende performance kunst die in China verboden wordt zou ook hier niet kunnen.’
Hij besluit zijn betoog met het bittere verwijt dat vele zogeheten China-deskundigen China niet echt kennen.
Willem Offenberg
Vlnr. Manon Uphoff, Maghiel van Crevel, Mik, Tienchin Martin en Jan van der Putten
Schrijfster Mian Mian, bekend van haar ondergronds uitgegeven roman 'Candy'.
|